Gerard en ik zijn een weekje in Wenen geweest. Ik had daar een conferentie, de International Symposium on Microbial Ecology, de ISME.
We vertrokken op vrijdag vanuit San Francisco, met een overstap in New York. Onze eerste vlucht vlogen we business class, dus we genoten van het heerlijke eten, de ruime stoelen, en de prive-DVD speler die we allemaal kregen.
Onze tweede vlucht naar Wenen verliep iets minder voorspoedig. We moesten een noodlanding maken in Gander, Newfoundland (Canada) (beroemd vanwege September 11), omdat een van de passagiers in ademnood was geraakt. Op New York had hij zijn vloeibare medicijnen moeten inleveren vanwege de verscherpte veiligheidsmaatregelen. De onverwachte tussenlanding leverde vier uur vertraging op omdat het vliegtuig opnieuw gecontroleerd en getankt moest worden. Uiteindelijk werd de zieke passagier weer zo goed opgelapt dat hij weer met ons meekon. Gelukkig was het vliegtuig maar half vol (en dat maak je tegenwoordig niet meer vaak mee), zodat we lekker veel ruimte hadden, en zelfs konden slapen.
We kwamen op zaterdag in Wenen aan, waar we de eerste nacht in het Hotel Sacher hadden geboekt. Dat is waar de Sachertorte vandaan komt. Het was een heerlijk luxe hotel, met prachtige kamers. Op onze kamer stond een schaaltje fruit en bonbons klaar, de badkamer had een luxe bad, witte wollige badjassen, pantoffels, fohn, bidet, en aparte douchecabine met vele configuraties.
Het ontbijt was ook geweldig, met een uitgebreid buffet met allerlei broodjes, 10 soorten jam, 5 soorten muesli, zalm, vleeswaren, en uiteraard veel taarten. Gerard en ik namen uiteraard een stuk Sachertorte, een chocolade-cake die eerlijk gezegd een beetje droog was, maar met een lekkere abrikozensmaak.
Het hotel zelf was ook zeer de moeite waard. De lobby, de lounge, de bars, alles was even mooi. Er hingen uiteraard ook foto’s van alle beroemdheden die het hotel hadden bezocht.
Na het ontbijt checkten we uit, lieten de bagage achter in het hotel, en gingen de stad verkennen. Allereerst bekeken we ons hotel eens goed. Het Sacher hotel mocht er best zijn. Een paar jaar geleden hebben ze er twee verdiepingen opgebouwd, maar dat is redelijk smaakvol gedaan. We moesten erg lachen om de Smart auto die voor de deur stond met het kenteken S-ACHER; ik wist niet dat je in Europa ook vanity plates kon krijgen.
Ons hotel zat vlakbij de Hofburg, een groot complex van paleizen, kerken, statige gebouwen, en binnenplaatsen, die diende als het “winterpaleis” van de Habsburgse koninklijke familie.
Er zit ook de Spaanse Rijschool, waar de beroemde Lipizzanerpaarden optreden. We deden de rondleiding door de stallen, waar de paarden net waren teruggekeerd van hun zomervakantie. De veulens worden zwart geboren, maar verkleuren in de loop van de tijd naar wit. Er stonden een stuk of 40 paarden in de stallen, allemaal in een eigen stal. Tijdens de rondleiding kregen we ook de zadelkamer te zien. Er waren aparte zadels en bitstellen voor de training en voor een uitvoering!
Mijn conferentie zou al op zondagmiddag rond 4 uur beginnen, dus rond drie uur gingen we terug naar Hotel Sacher om onze koffers op te halen. De rest van de week zouden we in een ander hotel, dichter bij het conferentiecentrum, doorbrengen. Maar al snel bleek dat onze koffers per ongeluk waren meegegeven met een groep toeristen, en nu in een bus op weg naar Salzburg waren! De Sacher receptionisten waren helemaal van slag. Hoe had dit kunnen gebeuren in het beste hotel in Wenen! Terwijl ze druk aan het telefoneren waren op zoek naar de bewuste tourgroup en de bus, kregen we duizend verontschuldigingen, en een tas met badhanddoeken, slippers, badzout, douchekapje, zeepjes, en bodylotion. Ik stamelde nog dat ons nieuwe hotel vast ook wel handdoeken zou hebben, maar ze stonden erop dat we het zouden aannemen. En daar kwam nog een grote tas, met een prachtige Sachertorte in een houten kistje! Daar zei ik natuurlijk geen nee tegen. Tenslotte werd er een taxi gebeld, en we werden voor niets naar ons nieuwe hotel gebracht.
Dat hotel, Kunsthof, had ik uitgekozen omdat het erg dicht bij een metrostation lag, precies tussen het conferentiecentrum en de binnenstad in. Het was niet zo luxe als het Sacher hotel, maar netjes, en in een rustige straat. In de hal stonden een paar grappige koeien van papiermachee.
Daarna gingen we allebei naar het conferentiecentrum, het Austria Center, twee haltes verderop met de metro. De conferentie begon met een paar lezingen en een receptie. De lezingen waren in een gigantische hal, waar alle 2000 deelnemers makkelijk inpasten. Gerard mocht natuurlijk niet in de zalen, maar hij kon lekker internetten in de hal voor de ingang, en ik kon hem lekker voeden door borden met lekkere hapjes mee naar buiten te smokkelen. Onderstaande foto’s zijn niet van mijzelf, maar gejat vanaf internet.
Die avond, toen we weer terug in het hotel waren van de conferentie, werden onze koffers afgeleverd door een afgepeigerde meneer van Hotel Sacher, die 7 uur had moeten rijden naar Salzburg en terug. We waren erg blij dat we onze tandenborstels en pyjama’s weer hadden!
Maandag moest ik een presentatie houden, in 1 van de vijf parallel-sessies, over het onderzoek dat ik heb gedaan aan bacterien in baby-poep. Ik was erg blij dat ik de eerste lezing van de middagsessie was, zodat ik de rest van de conferentie me niet zenuwachtig hoefde te maken! De praatjes mochten maar 15 minuten duren, maar ik had goed geoefend, en bleef netjes binnen die tijd. Daarna kon ik heerlijk ontspannen naar de andere praatjes luisteren. Mijn collega Clara, die een uurtje later moest praten, zat al die tijd nog flink zenuwachtig naast mij! Maar ook zij deed het goed.
De rest van de week ging snel voorbij met praatjes, postersessies, en discussies. Gerard ging lekker elke ochtend in een ander Kaffeehaus ontbijten, en kon lekker in zijn eigen tempo allerlei bezienswaardigheden bekijken.
Een van de leukste dingen die Gerard heeft gedaan, was een rondleiding door de Opera. Helaas waren er geen voorstellingen in juli en augustus, maar de tour door het gebouw was zeer de moeite waard. Hij kwam ook “backstage”, en die ruimte was haast nog groter dan de zaal, en vol met ingewikkelde bedradingen en lampen.
Woensdag was een vrije dag voor mij, zodat Gerard en ik samen wat konden doen. We hadden kaartjes voor een trainingssessie van de Lipizzaner paarden in de Spaanse Rijschool (de echte voorstellingen begonnen pas in september). Het was aardig om te zien, maar als je niet erg veel van dressuur afweet werd het wel saai na een uurtje. De zaal was wel erg mooi, een lange overdekte prachtige hal, met balustrades over twee verdiepingen. Er was een speciaal mannetje dat langs de kant stond met een poepschepje, en elke keer als een paard iets liet vallen, moest hij de boel weer opruimen! Wat een job. Het mocht eigenlijk niet, maar ik heb stiekem wat foto’s gemaakt!
Na de training gingen we de Weense binnenstad in. Het is heerlijk flaneren en winkelen daar, met een grote voetgangerszone, en veel terrassen. We streken neer voor een lunch, vlakbij de Pestzuil, die rond 1700 is gebouwd ter herinnering aan de grote pestepidemie in Wenen.
In het midden van de stad ligt de grote Stephansdom, een gotische kerk. De kerk is rijk versierd, en tijdens een rondleiding hoorden we veel over de symboliek die tijdens de bouw werd toegepast.
De grote zuidtoren was helaas gesloten voor restauratie, maar de noordtoren was wel open. Er hing een grote klok, de Pummerin, een van de grootste klokken ter wereld. Je had er ook mooi uitzicht over de stad, en het aparte tegeltjesdak van de kerk.
De Stephansdom is ook beroemd om de Catacomben, ondergrondse gangen, waar mensen begraven werden. In de tijd van de pestepidemie stierven er zelfs zoveel mensen dat de lijken door een sleuf in de bottenkamers werden geschoven. Er zijn vele kelders met netjes opgestapelde botten, erg spannend om te zien!
Die middag togen we naar Schönbrunn, het barokke zomerpaleis van de Oostenrijkse keizerlijke familie. Hier heeft Keizerin Sisi en haar man Keizer Franz Joseph I gewoond. Je kon er heel gemakkelijk komen, met de metro. Het complex was groter dan ik had verwacht, en je kon allerlei verschillende rondleidingen kopen. Het was zelfs zo ingewikkeld, dat ze aparte folders hadden met informatie over de verschillende combinatietours.
Er waren vele kamers met nog meer meubels te zien, waar Gerard en ik maar een beetje doorheen zijn gerend. Ach arme toeristen die de audiotour hadden geboekt! Zij stonden met hun telefoontoestel bij elke stoel, elk schilderij, en elk wandtapijt stil om te horen wie dat had gemaakt, wie erop had gezeten, of wie erop stond afgebeeld. Gerard en ik liepen lekker door, en hadden het in een halfuurtje wel gezien.
De tuinen waren leuker. Een soort Versailles, met mooie symmetrische bloemperkjes, fonteinen, en oude bomen. Achterin de tuinen lag de megalomane gigantische monstrueuze Neptunus fontein.
Achter de Neptunus fontein liep een heuvel omhoog naar de Gloriette. Hoe moet ik dit bouwwerk noemen? Een pavillioen? Een galerij? Het was een flinke klim omhoog, maar dan had je ook een prachtig uitzicht over het Schönbrunn paleis met daarachter de stad.
In de Gloriette was een gezellig restaurant/cafe, waar we een heerlijk kopje thee met Kuchen hebben gehad. Daarna zijn we nog bovenop het pavillioen geklommen voor een blik over het paleis en de tuinen.
In de paleistuin van Schönbrunn was ook een doolhof, waar Gerard en ik met enige angst inliepen. Zouden we er ook wel uitkomen? Hadden we wel genoeg eten, drinken en zaklantarens bij ons? We begonnen wat te lopen, hier linksaf, daar rechtsaf, en ineens stonden we bij de uitzichtstoren in het midden! Waren we zomaar goed gelopen! Vanaf het uitzichtsplatform konden we lekker kijken naar al die andere stumperds, die wel aan het ronddolen waren!
’s Avonds togen we naar de Prater, een soort permanente kermis die beroemd is om het Riesenrad. Het rad is ruim 100 jaar oud, verwoest in WOII, maar weer opgebouwd. Het bestaat uit een soort bouwketen die in het rad zijn opgehangen.
Uiteraard hebben we een ritje in het reuzenrad gemaakt. Het was gelukkig niet zo eng als sommige van de andere attracties op de kermis. We hadden gewacht tot het donker was, zodat we een leuk uitzicht over de lichtjes van de stad hadden.
Sommige “bouwketen” van het reuzenrad zijn omgebouwd tot privecabines, waar je een romantisch diner voor twee kunt hebben.
De volgende dag moest ik weer hard aan het werk op de conferentie, terwijl Gerard lekker naar het Mumok ging, het museum voor Moderne Kunst.
Op vrijdag deed Gerard een tour door de Musikverein, een van de meest beroemde concertzalen ter wereld. Hier wordt elke eerste dag van het jaar het Nieuwjaarsconcert gegeven. Je weet wel, die televisieuitzending met klassieke muziek vanuit die gouden zaal, gemengd met walsende dames en heren. We hadden er die avond een concert van het Wiener Mozart Orchester, die optraden in Mozart kostuum, compleet met pruik en witte sokken. Het concert omvatte bekende muziek van “der Amadeus”, en een sopraan en bariton zongen wat beroemde opera stukken.
Zaterdag was alweer onze laatste dag in Wenen. Ik had die dag ook weer vrij, dus we konden samen weer wat dingen bekijken. We kozen voor de Belvedere, alweer een paleis met mooie tuinen, en een kunstmuseum met veel werken van Gustav Klimt en Egon Schiele.
In de Hofburg bezochten we het Schmetterling Haus, een tropische kas met losvliegende vlinders. Erg leuk, en ik zag zelfs een vlinder uit een pop kruipen, en de vleugels oppompen. Heel bijzonder.
We besloten de dag met een bezoek aan twee musea. Het eerste was het Haus Der Musik / Klangmuseum, een leuk en experimenteel museum over geluid. Er waren zalen over het Wiener Philharmoniker Orkest, beroemde Oostenrijkse componisten, interactieve opstellingen waar je zelf geluid kon maken of veranderen. Het leukst was een magisch dirigeerstokje, waar je het Wiener Philharmoniker kon dirigeren. Op de foto zie je een Fransman die het erg serieus opnam, maar het lukte hem wel om het muziekstuk succesvol ten gehore te brengen. Een meisje dat het na hem probeerde, bakte er niet veel van, en op het scherm stonden enkele orkestleden op, riepen boe, en liepen boos weg. Erg grappig.
Daarna bezochten we nog het Mozart Haus, waar de componist met zijn gezin twee jaar heeft gewoond. Dit bleek een warrig ingericht museum te zijn, maar het was toch grappig om te lopen door de kamers waar hij zijn muziek heeft gecomponeerd.
We namen afscheid van Wenen met een bezoek aan het Plachutta restaurant, waar we de beroemde Wiener Tafelspitz namen. Het bleek een stuk gekookt rundvlees te zijn dat in een koperen pannetje geserveerd wordt in een bouillon met groenten en mergel. Herrlich aber viel zu viel!
No comments:
Post a Comment