Sunday, February 26, 2006

The Bik Road Trip: III - Grand Canyon

Na een flinke autorit kwamen we bij de Grand Canyon. Het is een anderhalve kilometer diepe spleet in de aarde maar je ziet hem pas op het allerlaatste moment. We reden lange tijd tussen dennenbomen, daarna over de Rim trail, maar pas toen we de auto hadden geparkeerd en naar een uitzichtspunt liepen, zagen we De Grote Spleet. Groots en oranje verlicht door de ondergaande zon lag hij daar voor ons. Wow. Ik was hier al eerder geweest, samen met Gerard, 12 jaar geleden, op onze vakantie naar Amerika. Voor mijn broer en ouders was het de eerste keer, maar we waren allemaal even onder de indruk van de grootsheid van het uitzicht. Het laat zich moeilijk uitleggen, want het is bijna niet voor te stellen hoe diep en ver je kunt kijken. Heel in de diepte tussen de oranjerode rotsen zie je hier en daar een klein stukje van de meanderende Colorado River, heldergroen, de rivier die dit landschap gevormd heeft.




De zon ging onder en al snel werd het koud en donker. Het was rond het vriespunt, en dat zijn wij Californiers niet meer gewend hoor! We gingen snel naar ons hotel, de Yavapai Lodge, vlakbij de rim. De kamers waren warm en comfortabel, al was de verwarming wat rumoerig en lastig te bedienen. We kleedden ons om voor een diner in het El Tovar Hotel, wat volgens de boekjes het beste restaurant aan de Grand Canyon zou zijn. We hadden niet gereserveerd, maar de serveerster zou het door de vingers zien. Dat was een beetje arrogant, want de helft van de tafels was nog vrij, zo zagen we toen we door de rijkelijk met geweien en dierenkoppen gedecoreerde restaurantruimtes liepen. Maar goed, we kregen een mooie tafel, vlak bij het raam. Daar zouden we zo op de Canyon kunnen uitkijken, ware het geen avond en aardedonker. Het diner was fantastisch, en moe van de dag en de wijn rolden we in bed.

De volgende dag zouden mijn vader en ik een helicoptervlucht maken over de Canyon heen. Een grote wens van mijn vader! Mijn moeder en broer bleven liever op de grond, en gingen in plaats daarvan naar het Imax theater dat vlakbij het vliegveld lag. De vlucht was geweldig. We zaten met 7 passagiers en 1 piloot in het toestel. De plaatsen waren een beetje krap, en ik vloog achteruit, maar zowel pa als ik zaten aan het raam en we hadden geweldig uitzicht.




Eerst vlogen we een minuut of 10 over de dennenbossen, maar toen zagen we de canyon opdoemen. Het is echt een gapend gat, zo vanuit de helicopter. Je kunt ook de rivier zien lopen. Vanaf de rand zie je maar heel af en toe een stukje, omdat er zoveel terrassen en lagen zijn, maar nu zagen we de rivier helemaal. Ongelofelijk dat die eens, lang geleden, dit dal heeft uitgeslepen.








Helemaal beduusd van de vlucht landden we weer op vaste grond en reden we terug naar de Canyon. We besloten een stukje naar beneden te lopen, gewoon een klein eindje. Naar beneden was geen probleem, maar weer terug omhoog was best zwaar vanwege de ijle lucht (de rim ligt op 2100 m hoogte). Maar we konden in ieder geval zeggen dat we een klein eindje van de Bright Angel Trail hadden gelopen!





Na onze afdaling in de Canyon hadden we wel een lunch verdiend, en we streken neer in de Bright Angel Lodge, voor een hamburger of Caesar’s salad. Daarna zijn we nog de Hermit’s trail gereden, een weg die in de wintermaanden open is, maar normaliter gesloten voor het publiek. Een paar laatste blikken op de Canyon om het af te leren....






Tja, wat kan ik zeggen over de terugreis? Na al dat moois was het gewoon een terugreis, veel kilometers in Arjan’s BMW. Een halve dag in de auto, een overnachting in Needles, CA, een diner bij de Denny’s, en dan nog eens 10 uur rijden; dan besef je wel hoe groot de VS toch eigenlijk is.

The Bik Road Trip: II - Las Vegas en Hoover Dam

In de vallende duisternis reden we Las Vegas, Nevada binnen, een gigantische stad midden in de woestijn. Eerst zie je uren alleen maar bergen en kale valleien, en dan opeens is daar een lichtvlek aan de horizon. Las Vegas! Stad van casino’s, hotels, slot machines, gokken, stripteases, zien en gezien worden. Niet een stad eigenlijk om met je ouders heen te gaan, come to think of it.....



Maar je moet het toch wel gezien hebben. Je loopt over de Strip, bijnaam van de Las Vegas Boulevard, omringd door prachtige, enorme hotels. Elk hotel heeft een thema. Er is New York, New York (skyline van Manhattan compleet met Vrijheidsbeeld), The Luxor (met pyramide en Sphinx), Paris (met Eiffeltoren), en The Bellagio (superluxe met een plafond met glazen bloemen en gigantische fontein). Alles draait om gokken. De begane grond van alle hotels zijn casino, en je loopt er zo naar binnen. In Amerika is gokken erg laagdrempelig gemaakt, en je hoeft er niet chique uit te zien om je geld kwijt te mogen raken. Van binnen zien alle casino’s er hetzelfde uit: tafels met blackjack, craps, roulette, poker, etc. Je ziet er opgedofte avondjurken, maar ook omaatjes in spijkerbroek en t-shirt die hun pensioentje in de slotautomaten gooien.



Het was zaterdagavond, en ook nog eens het weekend van de Superbowl, de jaarlijkse wedstrijd tussen de twee beste American Football teams. Heel erg druk dus in Las Vegas, en het was lastig lopen over de Strip. Overal staan mensen die je kaartjes in je handen proberen te drukken van schaars geklede dames. Want Amerikanen mogen dan wel preuts zijn, in Las Vegas en New Orleans gaan alle remmen los! Er staan zoveel mensen met die kaartjes dat het erg vervelend wordt. Bovendien ligt de straat bezaaid met kaartjes en andere troep. What happens in Vegas, stays in Vegas.........

We dineerden in een Indiaas restaurant aan de Strip, met heerlijke Mango Lassi, Palak Paneer, en Kulfi-ijs. Daarna liepen we over de drukke straat richting mijn favoriete casino: The Venetian. Helemaal gebouwd in de stijl van Venetie, met veel oog voor detail. Alles is er. Het hotel is gebouwd als een echt Dogenpaleis, met een groot San Marco plein ervoor, met gondels met zingende gondeliers, de Campanile, en de twee zuilen met de beelden van San Marco en San Theodoro. Binnen is er een fantastische winkelgalerij, waar het plafond verlicht is alsof de zon er altijd schijnt. Er is binnen zelfs een compleet tweede San Marco plein, en ook hier varen gondeliers rond. De eerste foto is The Venetian van buiten, de tweede is binnen genomen.




We waren inmiddels een flink eind van ons eigen hotel af, dus we namen de Monorail terug. Dat was ook wel weer een leuke ervaring, want je glijdt op 10 meter hoogte tussen de hotels door. Met het geluid van de slotmachines nog in onze oren (bliepblieppingping) vielen we in slaap. Vegas baby.......!

De volgende dag was het Superbowl Sunday. Maar wij zouden daar heel weinig van merken, behalve dat het lekker rustig was op de weg. Op een half uurtje rijden van Las Vegas stopten we bij de Hoover Dam. Deze dam werd rond 1935 aangelegd om de onvoorspelbare Colorado River in te dammen, zodat het lager gelegen land niet steeds door droogte en overstromingen geteisterd zou worden. Tegelijkertijd fungeert het als een electriciteitscentrale, waarbij het water door grote buizen geleid wordt en daar turbines aanstuurt.


Er was een leuke rondleiding waarbij we met een lift helemaal naar beneden gingen, naar 1 van de twee turbine kamers, en vervolgens weer helemaal omhoog naar het observatiedek. De lift was supersnel, en je voelde je oren ploppen.



Lopend over de brug konden we goed zien hoe groot en hoog de dam was. De dam ligt tussen Nevada en Arizona in, en er zijn twee klokken op de dam, 1 met Nevada tijd en 1 met Arizona tijd (1 uur verschil).





Er zijn ook twee overlopen vlak achter de dam, om te voorkomen dat het water tot over de dam zou lopen. De dam fungeert ook als brug, en dan zou er geen verkeer meer over kunnen rijden. De overlopen zijn maar twee keer in werking getreden, en de laatste jaren staat het water in het stuwmeer zelfs zeer laag, door de geringe regenval (The Great Drought). De weg over de dam is voor het huidige verkeersaanbod te smal, en er wordt gewerkt aan een nieuwe weg en brug, een gigantisch project dat nog jaren gaat duren.



We reden door naar de Grand Canyon, een rit van een uur of 4, over een steeds stiller wordende snelweg. Het was Gametime! De Superbowl uitzending was begonnen, en er waren bijna geen auto’s op de weg. Een paar trucks, en een auto vol gekke Nederlanders, die geen eens wisten welke twee teams tegen elkaar zouden spelen.

The Bik Road Trip: I - naar Death Valley

Een paar dagen na mijn verjaardag hebben mijn broer Arjan, mijn ouders en ik een road trip gemaakt. Een Road Trip is typisch Amerikaans: uren of zelfs dagen in de auto, op weg naar het einddoel, alleen stoppen om te tanken of te plassen, eten en drinken in de auto, overnachtingen in goedkope motels. Maar rijden in de VS is een plezier, alles is op autorijden ingesteld, en je ziet altijd wel wat leuks onderweg.

Ons einddoel zou de Grand Canyon zijn, die grote spleet gevormd door de Colorado River, in Arizona. Onderweg zouden we ook nog Death Valley, Las Vegas, en de Hoover Dam bekijken.

De eerste dag bestond uit niet veel meer dan rijden, van Arjan’s huis in Union City naar Ridgecrest, California. Onderweg reden we uren op Interstate 5, langs eindeloze boomgaarden of kale vlaktes met hier en daar een Joshua Tree.


Ridgecrest was een middelgrote plaats in the middle of nowhere, met een grote Air Force basis, wat motels en restaurants. Er was niet veel keus, en we eindigden in een Chinees restaurant. Na het avondeten gingen we vroeg naar bed. De volgende dag stonden we met zonsopgang op. De omliggende heuvels waren prachtig rood gekleurd. We kwamen practisch niemand tegen, en genoten van de geweldig mooie rit naar Panamint Valley. De weg was leeg, en we konden gewoon op de gele middenstreep staan om een paar foto’s te maken.






Panamint Valley ligt parallel aan Death Valley, en is helemaal leeg en kaal, op 1 restaurant na: Panamint Springs. Daar hadden we een heerlijk ontbijt, op zijn Amerikaans, met veel eieren, spek en koffie. En met een vriendelijke man, die ons keurig en snel bediende, en ons nog een goede dag wenste! Kom daar maar eens om in Nederland.





We gingen weer verder en na nog een bergpas kwamen we dan in Death Valley. Hier is het laagste punt van de VS: 100 meter onder zeeniveau! Dat is zelfs voor ons Nederlanders erg indrukwekkend. Zomers is het hier snikheet (temperaturen van boven de 50 graden Celcius zijn heel gewoon), maar nu, begin februari, was het aangenaam met een graad of 18. Death Valley dankt zijn naam aan het feit dat in 1849 hier een aantal families strandden, verdwaald toen zij een verkeerde route namen op weg naar de vermeende goudmijnen van California. Er was geen water in deze lege woestijn, en ze wisten niet meer waar ze heen moesten. Slechts 1 man kwam om het leven, maar de naam Death Valley bleef hangen.

Op het eerste gezicht lijkt er niet zoveel te doen in Death Valley, maar er zijn toch veel leuke dingen te zien. Eerst gingen we naar de Sand Dunes, echte zandduinen zoals je je voorstelt als je aan een woestijn denkt. Je mag er gewoon in lopen, vanaf glijden, in rollen, je doet maar. Het spannendst zijn hier de sporen van slangen en hagedissen, die je kriskras door het zand ziet lopen.





Een stuk verderop liggen de Borax Mine Works, overblijfselen van de borax industrie die hier rond 1880 was. Borax is een mineraal dat o.a. in zeeppoeder, glas en pesticiden wordt gebruikt. Beroemd hier in Death Valley waren de Twenty Mule Teams, enorme karren met borax die getrokken werden door een lange stoet muilezels. Zij brachten de borax erts naar het dichtsbijzijnde treinstation, een gruwelijke tocht van 275 kilometer dwars door de woestijn.





Daarna reden we door naar het Death Valley Visitor Center, waar een leuke tentoonstelling de geschiedenis van deze onherbergzame plaats laat zien. Natuurlijk ook het met verhaal van de ‘49ers”, de verdwaalde goudzoekers. Het San Francisco football team is hier zelfs naar vernoemd.

Bij het eten van een broodje uit de achterbak van Arjan's trouwe BMW ontdekte mijn vader een spijker in de achterband. We wisten niet hoelang die er al zat, en of het kwaad zou kunnen om ermee door te rijden, maar je wilt natuurlijk niet in midden in de woestijn met een lekke band komen te staan. Gelukkig was er naast het visitor center een tankstation met kleine werkplaats, de enige in een straal van minstens 100 kilometer! De monteur annex pompbediende kon tussen het afrekenen van klanten door wel onze band plakken. Hij had Hank’s Place opstaan, een satelietzender met country muziek, wel passend voor de situatie.




Met de geplakte band reden we door naar Zabriskie’s Point, een heuvel met uitzicht op een vreemd maanlandschap van gekleurde rotsen. Het lijken zandheuvels, maar het zijn echt harde rotsen, waar je overheen kunt lopen.






Tenslotte reden we naar Dante’s View, een lange rit naar een hooggelegen parkeerplaats. Van hieruit kijk je bijna recht naar beneden, naar het laagst gelegen punt van Death Valley. Er ligt een groot wit zoutmeer, waar al het schaarse water dat van de heuvels afkomt zich verzamelt en verdampt. Vorig jaar was er veel regen gevallen, en de weg naar Dante’s View was zelfs gedeeltelijk weggeslagen in een modderstroom. De weg was net twee weken voordat we er waren weer geopend, dus we hadden geluk, want dit is een prachtig uitzichtspunt. Door de hevige en uitzonderlijke regenval hadden er vorig jaar ook heel veel bloemen gebloeid. Dit jaar, tijdens ons bezoek begin februari, was het nog iets te vroeg voor bloemen, maar we zagen er toch hier en daar wel een paar.







Nog een laatste blik op de prachtige woestenij van Death Valley, en daarna moesten we weer verder. Op naar Las Vegas!