Een paar dagen na mijn verjaardag hebben mijn broer Arjan, mijn ouders en ik een road trip gemaakt. Een Road Trip is typisch Amerikaans: uren of zelfs dagen in de auto, op weg naar het einddoel, alleen stoppen om te tanken of te plassen, eten en drinken in de auto, overnachtingen in goedkope motels. Maar rijden in de VS is een plezier, alles is op autorijden ingesteld, en je ziet altijd wel wat leuks onderweg.
Ons einddoel zou de Grand Canyon zijn, die grote spleet gevormd door de Colorado River, in Arizona. Onderweg zouden we ook nog Death Valley, Las Vegas, en de Hoover Dam bekijken.
De eerste dag bestond uit niet veel meer dan rijden, van Arjan’s huis in Union City naar Ridgecrest, California. Onderweg reden we uren op Interstate 5, langs eindeloze boomgaarden of kale vlaktes met hier en daar een Joshua Tree.
Ridgecrest was een middelgrote plaats in the middle of nowhere, met een grote Air Force basis, wat motels en restaurants. Er was niet veel keus, en we eindigden in een Chinees restaurant. Na het avondeten gingen we vroeg naar bed. De volgende dag stonden we met zonsopgang op. De omliggende heuvels waren prachtig rood gekleurd. We kwamen practisch niemand tegen, en genoten van de geweldig mooie rit naar Panamint Valley. De weg was leeg, en we konden gewoon op de gele middenstreep staan om een paar foto’s te maken.
Panamint Valley ligt parallel aan Death Valley, en is helemaal leeg en kaal, op 1 restaurant na: Panamint Springs. Daar hadden we een heerlijk ontbijt, op zijn Amerikaans, met veel eieren, spek en koffie. En met een vriendelijke man, die ons keurig en snel bediende, en ons nog een goede dag wenste! Kom daar maar eens om in Nederland.
We gingen weer verder en na nog een bergpas kwamen we dan in Death Valley. Hier is het laagste punt van de VS: 100 meter onder zeeniveau! Dat is zelfs voor ons Nederlanders erg indrukwekkend. Zomers is het hier snikheet (temperaturen van boven de 50 graden Celcius zijn heel gewoon), maar nu, begin februari, was het aangenaam met een graad of 18. Death Valley dankt zijn naam aan het feit dat in 1849 hier een aantal families strandden, verdwaald toen zij een verkeerde route namen op weg naar de vermeende goudmijnen van California. Er was geen water in deze lege woestijn, en ze wisten niet meer waar ze heen moesten. Slechts 1 man kwam om het leven, maar de naam Death Valley bleef hangen.
Op het eerste gezicht lijkt er niet zoveel te doen in Death Valley, maar er zijn toch veel leuke dingen te zien. Eerst gingen we naar de Sand Dunes, echte zandduinen zoals je je voorstelt als je aan een woestijn denkt. Je mag er gewoon in lopen, vanaf glijden, in rollen, je doet maar. Het spannendst zijn hier de sporen van slangen en hagedissen, die je kriskras door het zand ziet lopen.
Een stuk verderop liggen de Borax Mine Works, overblijfselen van de borax industrie die hier rond 1880 was. Borax is een mineraal dat o.a. in zeeppoeder, glas en pesticiden wordt gebruikt. Beroemd hier in Death Valley waren de Twenty Mule Teams, enorme karren met borax die getrokken werden door een lange stoet muilezels. Zij brachten de borax erts naar het dichtsbijzijnde treinstation, een gruwelijke tocht van 275 kilometer dwars door de woestijn.
Daarna reden we door naar het Death Valley Visitor Center, waar een leuke tentoonstelling de geschiedenis van deze onherbergzame plaats laat zien. Natuurlijk ook het met verhaal van de ‘49ers”, de verdwaalde goudzoekers. Het San Francisco football team is hier zelfs naar vernoemd.
Bij het eten van een broodje uit de achterbak van Arjan's trouwe BMW ontdekte mijn vader een spijker in de achterband. We wisten niet hoelang die er al zat, en of het kwaad zou kunnen om ermee door te rijden, maar je wilt natuurlijk niet in midden in de woestijn met een lekke band komen te staan. Gelukkig was er naast het visitor center een tankstation met kleine werkplaats, de enige in een straal van minstens 100 kilometer! De monteur annex pompbediende kon tussen het afrekenen van klanten door wel onze band plakken. Hij had Hank’s Place opstaan, een satelietzender met country muziek, wel passend voor de situatie.
Met de geplakte band reden we door naar Zabriskie’s Point, een heuvel met uitzicht op een vreemd maanlandschap van gekleurde rotsen. Het lijken zandheuvels, maar het zijn echt harde rotsen, waar je overheen kunt lopen.
Tenslotte reden we naar Dante’s View, een lange rit naar een hooggelegen parkeerplaats. Van hieruit kijk je bijna recht naar beneden, naar het laagst gelegen punt van Death Valley. Er ligt een groot wit zoutmeer, waar al het schaarse water dat van de heuvels afkomt zich verzamelt en verdampt. Vorig jaar was er veel regen gevallen, en de weg naar Dante’s View was zelfs gedeeltelijk weggeslagen in een modderstroom. De weg was net twee weken voordat we er waren weer geopend, dus we hadden geluk, want dit is een prachtig uitzichtspunt. Door de hevige en uitzonderlijke regenval hadden er vorig jaar ook heel veel bloemen gebloeid. Dit jaar, tijdens ons bezoek begin februari, was het nog iets te vroeg voor bloemen, maar we zagen er toch hier en daar wel een paar.
Nog een laatste blik op de prachtige woestenij van Death Valley, en daarna moesten we weer verder. Op naar Las Vegas!
No comments:
Post a Comment